Mythen uit het Vedische tijdperk zijn niet zomaar verhalen. Vaak zitten er meerdere diepere boodschappen, betekenissen en symboliek in verborgen. Het is het inzicht van de lezer wélke hij of zij er uit weet te halen.
De geschenken die hieruit voortkomen, gaan naar degenen die zich richten op God en Zijn spelregels volgen ongeacht de problemen in het dagelijkse leven.
De mythe over hoe de deva’s (goden) aan amrit (nectar) komen is er zo een, zoals wij in ons nieuwsblad Satyam Shivam Sundaram van het 2e kwartaal 2013 beschreven. Van deze mythe zijn verschillende versies in omloop, veroorzaakt door de tijd en de verschillende vertellers door de eeuwen heen. Het voor velerlei uitleg vatbaar zijn van een mythe maakt het moeilijk om er iets over te schrijven. Met de eigen specifieke levenservaring en inzichten kan ieder voor zich zo’n verhaal als het karnen van de oceaan invoelen en begrijpen. Aan de lotusvoeten van Sri Sathya Sai Baba leg ik deze bescheiden poging neer om een aantal thema’s uit het verhaal toe te lichten. Allereerst iets over de tijd waarin deze gebeurtenis zich voordeed. In deze versie van het verhaal is weggelaten dat de karnstok bestaat uit een schildpad en een berg. De schildpad geeft de tijd aan waarin dit spel tussen de deva’s en de asura’s (halfgoden) zich afspeelt. In de Vedische geschriften wordt de evolutie van de aarde uitgedrukt in de verschijningsvormen waarin God zich op aarde kon manifesteren; het aardse evolutieproces zou je kunnen zeggen. Het tijdperk van de schildpad is er een van. Op de rug van de schildpad ligt de berg Madura. Dit duidt de plaats aan waar dit spel zich afspeelt. Madura in deze tijd is een Indonesisch eiland ten Noordoosten van de kust van Java. Het is de top van een berg die zich grotendeels onder water bevindt. De witte oceaan staat symbool voor wat we zouden kunnen noemen de zuivere oer-substantie waaruit alles ontstaat in de kosmos. De slang die gebruikt wordt als touw om te karnen staat symbool voor het fijn stoffelijke kanaal. Het is het kanaal waarlangs van boven naar beneden én van beneden naar boven de fijnstoffelijke creatieve energie loopt. Het raakt alle elementen aan die nodig zijn om te scheppen. Van beneden naar boven is dat: aarde, water, vuur, hart, lucht, ether en goddelijke kennis. De kracht, de energie, waarmee gekarnd moet worden zegt iets over de intensiteit en de hoeveelheid energie (vuur, transformerende kracht) die nodig is om, uiteindelijk, amrit te laten ontstaan. Beiden, deva’s en asura’s zijn nodig om deze klus tot stand te brengen.
De deva’s zorgen ervoor dat de asura’s de kop van de slang vastpakken. De asura’s zijn zo gretig naar amrit dat ze er geen acht op slaan. Hun hebzucht zorgt ervoor dat ze niet in de gaten hebben dat de kop van de slang een gevaarlijke plek is. Daar komen ze pas achter wanneer de slang veel gif uitspuugt. Hun gedachten waren niet bij God en het verrichten van Zijn werk (amrit creëren) maar meer bij wat zij willen en belangrijk vinden (ik, ego, mind). Deze drie zou je als het gif kunnen zien dat de slang uitspuugt en ervoor zorgt dat er eerst allerlei andere geschenken uit de oceaan omhoog komen. De deva’s daarentegen houden de staart vast. De staart is de onderkant van de creatieve energie, dicht bij de aarde. Dit staat voor goed geaard zijn en hierdoor goed geconcentreerd bezig zijn met de taak die voor hen ligt. Veel mythen gaan over ‘goed’ versus ‘kwaad’. In de tijd dat dit zich afspeelt, leven deva’s en asura’s nog samen in één wereld. Het onderlinge verschil tussen de twee groepen is niet zo groot.
Goed en kwaad zijn hier respectievelijk de deva’s en de asura’s. Beide groepen hebben zo hun eigen agenda wat je terugvindt in hun gedrag en interesses. De deva’s houden zich meer bezig met bidden en heilige plaatsen bezoeken en zijn niet geïnteresseerd in materiële zaken. De asura’s houden zich daar niet mee bezig. Zij zijn een beetje jaloers en lui. Alles waar de deva’s in hun ogen recht op hebben, willen zij hebben. Dit resulteert in hebzucht en materialisme. Hebzucht is een slechte raadgever die ervoor zorgt dat ze uiteindelijk hun doel niet bereiken. De asura’s hebben daarnaast ook last van lustgevoelens waardoor ze blijven dartelen met de nimfen. Jammer want hierdoor missen ze het ontstaan van een prachtige edelsteen, een heel mooi wit paard en nog enkele geschenken. Ze houden zich zo bezig met het spel van de nimfen dat ze moe worden en stoppen met karnen (scheppen). Hun slechte gedrag doet de godin van het geluk, Lakshmi, besluiten naar de deva’s te gaan. Haar keuze doet de balans weer meer in het voordeel van de deva’s bewegen. Geluk of eigenlijk het inzicht om op tijd juist te handelen is nu in het voordeel van de deva’s beland. Aan het einde vragen de deva’s of de mooie godin Lakshmi bij hen wil blijven. Wetende dat zij bij hen veilig is en haar gaven ten ‘goede’ gebruikt worden, besluit zij zich bij hen aan te sluiten. De asura’s kunnen zich niet goed concentreren op dat wat er werkelijk toe doet in dit hele scheppingsproces en laten veel mooie kansen lopen die tijdens het karnproces ontstaan. De deva’s, gericht op het goddelijke, weten dat opoffering van persoonlijk welzijn (Shiva die het gif opdrinkt, de deva’s die ondanks vermoeidheid doorgaan met karnen) je innerlijk sterker maakt zodat je uiteindelijk krachtiger in de schepping staat voor het ‘goede’. Shiva is erg alert en plukt zelfs de maan uit de oceaan wanneer die opkomt. Aan de maan wordt een verkoelende kalmerende eigenschap toegeschreven (satvisch) als ook dat het de geest naar binnen richt. Door deze op zijn voorhoofd te plakken (het hoofd koel houden) zorgt Shiva ervoor dat de deva’s bij de les blijven, te weten het karnen van de oceaan totdat er amrit uit tevoorschijn komt.
Met het verschijnen van Heer Dhanvantari en de pot met amrit worden de asura’s woedend. Ze vinden dat de deva’s genoeg hebben ontvangen. Wat ze niet beseffen, is dat ze weinig ontvangen door hun eigen slechte gedrag, hun hebzucht en lustgevoelens voor de nimfen. Ze besluiten het amrit waar ze nauwelijks voor hebben gewerkt, weg te grissen. Shri Vishnu ziet dit op tijd en voordat het te laat is maakt hij gebruik van hun tekortkomingen door zich als een hele mooie nimf te tonen aan de asura’s. Weer vallen de asura’s in hun eigen gemaakte valkuilen van lustgevoelens en hebzucht, waardoor ze misgrijpen. Hierdoor krijgen de deva’s de kans om de pot met amrit onderling te verdelen en op te drinken. Woedend over de truc van Shri Vishnu beginnen de asura’s ruzie te maken. Ze geven de schuld aan de deva’s in plaats van dat zij hun eigen tekortkomingen inzien. Maar omdat de deva’s het amrit onderling al verdeeld hebben en opgedronken zijn ze niet meer te verslaan. Door hun onsterfelijkheid, verkregen door het drinken van amrit, is hun band met God verder verstevigd. In dit mythologisch verhaal worden verschillende soorten slecht gedrag genoemd die de asura’s langzaam opbouwen: jaloezie, hebzucht, luiheid, agressie, woede en lustgevoelens. Hierdoor verliezen ze uiteindelijk de totale controle over zichzelf. Een oorlog is het gevolg. In hun razernij en woede verliezen zij alle controle over dat wat hen in de wereld van de deva’s houdt en vervallen ze tot rakshasa’s (demonen). Hun status, welvaart, directe band met God, het mooie uiterlijk en hun plek in de godenwereld verliezen ze. Ze vallen in de door hen zelf gecreëerde duisternis. De deva’s die zich niet bezig houden met zelfverrijking in welke vorm dan ook en uitsluitend bezig zijn om de Schepper en de schepping te eren, lijken in eerste instantie aan het kortste eind te trekken, maar uiteindelijk zijn zij de overwinnaars. Beide krachten goed en kwaad zijn nodig om iets in de schepping tot stand te brengen. Maar de geschenken die hieruit voortkomen, gaan naar degenen die zich richten op God en Zijn spelregels volgen ongeacht de problemen in het dagelijkse leven. Blijf je dus inspannen volgens de richtlijnen van Bhagavan Baba. Hoe moeilijk dit ook is. Uiteindelijk is Hij er dan om alles ten goede te keren. Met geloof, doorzettingsvermogen en vertrouwen kun je alles tot een goed einde brengen.
Tags: asura's deva's Dhanvantari